Termijn voor de partneralimentatie

De termijn voor de partneralimentatie waaraan moet worden voldaan, wordt steeds kritischer bekeken.

WETSVOORSTEL HERZIENING PARTNERALIMENTATIE

Het recent door de Tweede Kamer aangenomen wetsvoorstel Herziening Partneralimentatie (Kamerstuk 34 231) sluit daarbij aan. Volgens dit wetsvoorstel wordt de duur van de partneralimentatie de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van vijf jaar. Daarop zijn twee uitzonderingen:

  • Bij huwelijken met kinderen jonger dan twaalf jaar blijft de aanspraak op partneralimentatie tot het jongste kind twaalf jaar wordt
  • Als het huwelijk langer dan vijftien jaar heeft geduurd en de alimentatiegerechtigde vijftig jaar of ouder is of binnen tien jaar na de scheiding de AOW leeftijd bereikt, dan bestaat in beginsel recht op partneralimentatie van tien jaar.

Daarnaast is een hardheidsclausule in de wet opgenomen waardoor het in uitzonderlijke situaties mogelijk is om een langere termijn dan vijf jaar toe te wijzen. Het is nog niet zover, want de wet moet nog wel langs de Eerste Kamer.

HUIDIGE WETGEVING

In de huidige wetgeving bepaalt artikel 1:157 lid 4 BW dat de onderhoudsverplichting van rechtswege eindigt na het verstrijken van een termijn van maximaal twaalf jaren na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.

De rechter heeft op grond van het derde lid van dat artikel de bevoegdheid om op verzoek van één van de echtgenoten voorwaarden te verbinden aan de alimentatieverplichting en/of de duur ervan te limiteren. Volgens de Hoge Raad dienen in verband met de ingrijpende gevolgen van limitering hoge eisen te worden gesteld aan de te stellen en zo nodig te bewijzen bijzondere omstandigheden die limitering rechtvaardigen (HR 18 april 1997, NJ 1997, 571).

RECHTSPRAAK LIMITERING DUUR PARTNERALIMENTATIE

Gerechtshof Den Haag 28-11-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:3358) – limitering drie jaar

Het hof overweegt dat de vaststelling van een uitkering tot levensonderhoud moet worden gezien als een vangnet voor de onderhoudsgerechtigde die niet in staat kan worden geacht in redelijkheid in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De vrouw heeft derhalve een eigen verantwoordelijkheid om zoveel mogelijk in haar eigen levensonderhoud te voorzien waarbij een grote inspanning van haar verwacht mag worden. Het hof is van mening dat wel van de vrouw verwacht kan worden dat zij naast haar huidige werkzaamheden ander werk gaat zoeken. Gezien haar leeftijd en goede gezondheid, kan van haar gevergd worden dat zij op andere dagdelen bij een andere werkgever gaat werken. Het hof houdt er wel rekening mee dat het de vrouw enige tijd kan kosten voordat zij haar werkzaamheden bij een andere werkgever heeft uitgebreid. Ook gunt het hof de vrouw de tijd om eventueel een opleiding te volgen die nodig kan zijn met het oog op het vinden van een andere baan. De vrouw krijgt daarvoor twee jaar na datum van de beschikking de tijd en wordt daarna geacht volledig in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. In die periode moet de man volgens zijn draagkracht bijdragen in het levensonderhoud van de vrouw, waarna de partneralimentatie op nihil wordt gesteld.

Hoge Raad 30-11-2018, ECLI:NL:HR:2018:2219

In deze zaak had het de partneralimentatie op nihil gesteld na een termijn van drie jaar. De Hoge Raad vernietigt deze beschikking van het hof omdat het hof zijn oordeel omtrent de verdiencapaciteit van de vrouw onvoldoende heeft gemotiveerd. Daarnaast is het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd getreden door buiten de grieven van de man te concluderen dat de vrouw op enig moment zelf volledig in haar behoefte zou kunnen voorzien. De vrouw heeft gesteld dat zij nooit meer dan € 100.000,– bruto heeft verdiend in een fulltime baan terwijl zij een behoefte heeft van ruim € 140.000. De man heeft dat niet betwist. De Hoge Raad overweegt dat niet zonder nadere motivering valt in te zien dat hetgeen het hof overweegt over de opleiding, ervaring en kansen op de arbeidsmarkt van de vrouw, de verwachting van het hof kan rechtvaardigen met betrekking tot deze omvang van een inkomensstijging van de vrouw over een periode van drie jaar. Het hof heeft derhalve niet voldaan aan de strenge motiveringseisen die de Hoge Raad al eerder had gesteld.

Hof Den Bosch 8-11-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4610

De man heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank waarin partneralimentatie is vastgesteld. Het hof overweegt dat art. 1:157 lid 1 BW inhoudt dat de vrouw geen recht op partneralimentatie heeft, indien zij voldoende inkomsten heeft om in haar huwelijksgerelateerde behoefte te voorzien of zich die inkomsten in redelijkheid kan verwerven. Vanaf dat moment dat partijen feitelijk uit elkaar zijn gegaan wist de vrouw, dan wel behoorde zij te weten, dat zij in de kosten van haar eigen levensonderhoud zou moeten gaan voorzien en dat op haar daarvoor een inspanningsverplichting rustte. De rechtbank Oost-Brabant heeft de vrouw reeds bij de beschikking voorlopige voorzieningen van 6 juni 2017 meegegeven op zoek te gaan naar uitbreiding van haar werkzaamheden bij haar toenmalige werkgever dan wel bij een andere werkgever, althans inzichtelijk te maken welke sollicitatie-activiteiten zij verricht. De vrouw is 40 jaar en heeft tijdens het huwelijk gedurende langere tijd, en in ieder geval ook nog recentelijk, relevant contact gehad met de arbeidsmarkt. Gesteld noch gebleken is dat de vrouw zich heeft ingespannen om haar werkzaamheden uit te breiden en dat de vrouw, zo zij al zou hebben gesolliciteerd, bij sollicitaties is afgewezen. Er zijn geen arbeid belemmerende omstandigheden van psychische of fysieke aard aan de zijde van de vrouw. Daarnaast heeft de vrouw geen kinderen voor wie zij de zorg heeft. Op grond van voorgaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, is het hof van oordeel dat de vrouw in staat moet worden geacht, hetgeen in redelijkheid ook van haar kan worden gevergd, om met ingang van de datum van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking (11 december 2017) een inkomen te genereren waarmee zij in haar huwelijksgerelateerde behoefte van € 964,- netto per maand kan voorzien. Op grond van de laatst bekende informatie over de liquiditeitspositie van de vrouw en in acht genomen voormelde financiële positie van de man, is het hof van oordeel dat van de vrouw niet verlangd kan worden dat zij het te veel door de man betaalde aan hem terugbetaalt.

Hof Arnhem-Leeuwarden 31-10-2017,ECLI:NL:GHARL:2017:9552

Het hof vernietigt de door de rechtbank uitgesproken limitering. Het beroep van de alimentatieplichtige vrouw op mogelijke toekomstige wetgeving waarin de duur van de partneralimentatie beperkt wordt is onvoldoende om de partneralimentatie in duur te beperken. Op dit moment is die wetgeving weliswaar concreter, maar ook het komende jaar zullen de rechtbanken en gerechtshoven naar verwachting niet op de toekomstige wet anticiperen.

Uit deze uitspraken blijkt in ieder geval dat de twaalf jaar termijn niet meer klakkeloos wordt toegepast.

Meer weten over de termijn voor de partneralimentatie in jouw situatie?

Met het praktische stappenplan van SlimmerScheiden kun je je scheiding zelf alvast goed voorbereiden. Daarin ontvang je ook draagkrachtberekeningen voor de kinderalimentatie en partneralimentatie, zodat je al direct een globaal beeld hebt van hoeveel je aan partneralimentatie betaalt of ontvangt. Zo kun je al voordat je naar de mediator gaat advies vragen bij de bank of je wel of niet in jouw woning kunt blijven wonen, of voor welk bedrag je nog een hypotheekschuld kunt aangaan. De duur van de partneralimentatie wordt in de mediation besproken. Omdat jullie in mediation onder begeleiding van een advocaat-scheidingsmediator  jullie belangen bespreken, kun je samen een regeling afspreken die het beste aansluit bij jullie situatie.

Aanbevolen berichten